Met de trein naar Albanië
Verslag van een treinreis door Europa

“Day train, full. Night train, full. Go Monday.” hoor ik op vrijdagmiddag bij balie twee in duidelijke en onverbiddelijke taal van een Servische dame die me streng over haar bril heen aankijkt. Bij de eerste balie ben ik net weggestuurd omdat we elkaar niet kunnen verstaan. Mijn eerste kennismaking met Belgrado spreekt niet tot de verbeelding. Ik heb nu wel voldoende tijd om die alsnog te vinden. Ik koop mijn kaartje voor maandag en loop het centrum van de Servische hoofdstad in.
Deel I: Eerst Duitsland maar eens door
In Servië ben ik halverwege mijn treinreis naar Albanië. Vertrekpunt van de reis is de oude Hanzestad Groningen, mijn uitvalsbasis. Salzburg is de eerstvolgende bestemming. Omdat er in Duitsland vaak vertraging is en treinen regelmatig uitvallen, doorkruis ik dit land altijd het liefst in een keer: risicovermijdend gedrag dat loont. Ik kan niet alleen meteen veel kilometers afstrepen. Aan de andere zijde wachten ook nog eens de frisse berglucht van Oostenrijk of Zwitserland en de middeleeuwse stadscentra die deze Alpenlanden herbergen in de valleien.
Als alles meezit in Duitsland, heb ik ruim de tijd om zulke steden te verkennen. Als alles tegenzit, kan ik de landschappen aanschouwen in de warme pastelkleuren van de avondzon. Tijdens deze rit zit alles tegen. Ik heb drie uur vertraging, de trein waarin ik zit valt uit en alle passagiers moeten overstappen op een trein die al vol zit. Ik mis mijn aansluiting naar Oostenrijk nipt en kom dertien uur later overprikkeld aan.
Maar Salzburg kleurt goud in de avondzon en er waait een frisse bergwind door de statige stad. Ik ga of op de klassieke muziekklanken die weerklinken op de geplaveide keien in de nauwe, slingerende straatjes. Dit blijkt de geboortestad van Mozart te zijn en er is een gratis openluchtconcert van een van zijn werken. Achter het podium komen de sterren op boven het Hohensalzburgkasteel, waar The Sound of Music is opgenomen. Vredig concludeer ik dat de reisdag door Duitsland zich weer heeft geloond.
Deel II: Pretzels, pedalen en pracht
Met een pretzel ter grootte van mijn hoofd in de hand pak ik de trein richting het zuiden. Vanuit mijn stoel aan het raam zie ik grijze bergflanken, groene weides met oude houten schuurtjes, dorpen en steden aan me voorbijgaan. Kastelen staan vanaf heuvelruggen op de uitkijk. IJsblauwe rivieren snellen voorbij.
Vlak voordat ik de grens overga, stap ik over op de internationale trein die naar Slovenië en Kroatië gaat. Het reistempo daalt flink, maar het reisplezier neemt in rap tempo toe. De trein piept en kraakt van karakter. Jaren tachtig ijzermateriaal vermoed ik. De doorspoelfunctie van de wc wordt bediend met een voetpedaal, evenals het waterkraantje. Er ligt een beigekleurig zeepblokje in het vensterbankje.

De airco wordt voorzien via alle open ramen die door iedereen naar beneden zijn geduwd. Het creëert nogal een stuwwind in een lange onverlichte tunnel en ik verlies bijna mijn zonnebril aan de natuur als ik in het donker terug naar mijn stoel loop.
De conducteur komt in elke zespersoons coupé even om het hoekje kijken. Slechts gewapend met twee zwarte leren tassen om zijn heup – een met wisselgeld, de ander met papierwerk – scant hij alle digitale kaartjes op de traditionele manier: met zijn ogen.
De bergen verdwijnen in de verte en maken plaats voor vlakke velden met gewassen, bossen, verlaten perronnetjes en steden. De rivieren blijven maar voorbijsnellen, tot aan mijn eindstation van vandaag: Zagreb. Morgen heb ik een rustdag in de hoofdstad van Kroatië.
Intermezzo: Waarom doe ik dit eigenlijk?

Er zit een gevoel van vrijheid in het idee dat ik op reis ben zodra ik de voordeur achter me heb dichtgetrokken. Dat ik vanaf daar overal kan komen met de trein en bus. Hoewel ik met het vliegtuig verder en sneller kan reizen, ligt de wereld op deze manier meer aan mijn voeten. Het haalt de haast uit mijn lijf en brengt de rust in me naar boven.
Het gaat er niet om dat ik zo snel mogelijk van A naar B ga. Het gaat om de reis zelf. Het ervaren van de omgeving, meedeinen met het ritme van de trein terwijl verschillende landschappen geleidelijk de revue passeren. Soms zijn ze prachtig, soms ook niet. Maar het gebeurt altijd op een tempo dat ik kan bijbenen. En terwijl ik me laat vervoeren kan ik urenlang staren, kletsen, niet kletsen, even de benen strekken, een plan B uitvogelen als een deel van de reis anders gaat, lezen, schrijven of meer staren naar het landschap dat voorbijglijdt.
Voor mij is het ook een manier om de landen waar ik doorheen reis te leren kennen. Met een achtergrond in antropologie en een liefde voor geschiedenis ben ik me altijd wel ergens in aan het verdiepen. Ik ben al een paar keer eerder in Albanië geweest en wil graag weten hoe de geschiedenis van Albanië verweven is met die van haar buurlanden. Tijdens deze reis verdiep ik me in de gezamenlijke geschiedenis met Joegoslavië.
Het voorbeeld van Myrthe volgen?
Klik op de link hieronder en ontdek 3 mogelijke treintrajecten die naar Albanië (en andere Balkanlanden) leiden.
Deel III en IV: Openstaan voor het onverwachte
Deel III
Omdat er vanuit Kroatië geen treinen naar Belgrado gaan, overbrug ik dit deel van de reis met de Flixbus. Bussen blijken tijdens de rit gevrijwaard van files bij de grensovergang. We passeren er een van zeker twee uur via de vluchtstrook en ik ben binnen vier uur in Belgrado. Ik loop meteen door naar het treinstation om mijn kaartje voor de volgende bestemming te kopen.
Er gaan namelijk twee treinen per dag naar Montenegro, zitplaatsreservering is verplicht en kan alleen ter plekke geboekt worden. Ik wil zondag verder en twee dagen van tevoren een kaartje kopen zou volgens het internet genoeg moeten zijn. Maar ik leer dus in duidelijke taal dat dit niet zo is. Maar juist deze extra dag levert me veel op. Ik heb de tijd om het Joegoslavisch museum te bezoeken en om rustig aan het zwembad te liggen (om de informatie van het museum te verwerken).

Deel IV
Op maandagochtend vervolgt mijn weg zich en stap ik om half tien met mijn zitplaatsreservering de Sprinter in. Ik schrijf Sprinter, want het is inderdaad de geelblauwe trein waarin ik in Nederland ook vaak zit. Van de blauwe stoelen met kaarsrechte rug zittingen en de niet aanwezige klaptafeltjes, tot de tiental rode eersteklasstoelen aan het einde van de trein, en tot aan de automatische stem die aankondigt dat de toiletdeur opent of sluit. Alles is identiek.
Alleen het tempo en de tijdsduur die ik gewend ben, zijn wat anders: veertig kilometer per uur, tien uur lang.
Ik neem de Titos-lijn: de panoramische spoorlijn die Tito liet aanleggen om Belgrado te verbinden met de kust. 476 kilometer lang slingert het spoor door het vlakke Servië, het groene en heuvelachtige grensgebied, over de Montenegrijnse bergen en langs diepe ravijnen. Op de grens met Montenegro moeten we overstappen op een andere trein, het stalen ros uit de jaren tachtig dat ik verwacht had. Het duurt een tijdje voordat we uit de Sprinter mogen. Eerst komt de grenspolitie iedereen een voor een controleren, daarna valt de elektriciteit uit en kunnen de deuren niet open. De jongen die naast me zit zegt dat deze trein net is geïntroduceerd en niemand goed weet wat ze moeten doen.
Eenmaal overgestapt steekt iedereen opgelucht een tot drie sigaretten op. In de trein mag tot hun blijdschap nog wel gerookt worden. Een verkoper komt langs met een tas vol met halve liters bier. In de zespersoonscoupé waarin ik zit wordt vrolijk met iedereen gekletst en eten gedeeld. Ik zit naast de Montenegrijnse Mira. Ze heeft haar zus opgehaald in Belgrado en staat haar raamplek aan me af: “I will show you how beautiful Montenegro is,” zegt ze blij en ze vertelt over welke bruggen, bergpassen en rivieren we reizen. In Podgorica neem ik afscheid van de zussen, de hoofdstad van Montenegro is mijn eindbestemming. Daar hoef ik enkel het spoor en het rangeerterrein over te steken. Aan de overkant wacht mijn appartement.
Deel V: Espresso’s, gelato’s en de finishline

Omdat ik een extra nacht in Belgrado heb geslapen, heb ik er een minder in Podgorica. Ik loop ’s ochtends daarom meteen naar de busterminal om een kaartje te kopen naar de Albanese hoofdstad: mijn eindbestemming lonkt! De rechtstreekse bussen zitten vol, maar ik kan naar het Albanese Shkodra en vanaf daar verder met de regionale bus naar Tirana.
Ik ga nog even op een korte verkenningstocht door de jonge hoofdstad en doe actief mee aan de koffiecultuur door net als alle anderen rustig op het terras rond te kijken met een espresso en een glas water op de tafel voor me. Rond het middaguur stap ik de bus in. Ik heb geen flauw idee wat mijn overstaptijden zijn en waar de bussen stoppen, maar het gaat allemaal minutieus ongepland goed. Nadat ik ben afgezet aan de Italiaansachtige hoofdstraat (inclusief gelato’s) van Shkodra, wijzen een paar taxichauffeurs me naar de rotonde waar de bus richting Tirana staat. Die vertrekt een minuut nadat ik ben ingestapt en zet me af bij de busterminal. De stadsbus (kosten: veertig eurocent) sluit naadloos aan en stopt vlakbij mijn appartement.
Zo ben ik binnen vierenhalfuur op mijn eindbestemming: Tirana. De levendige stad die vibreert op optimisme en straalt van felle kleuren en zonnestralen. Het is een van mijn favoriete hoofdsteden en ik glunder hier nog een paar dagen voordat ik een van de prachtige reizen van Anders Reizen mag begeleiden.
Een bijdrage van
Anders Reizen/Bootz-begeleidster Myrthe Felten.




